Permanente tentoonstelling

permanente tentoonstelling

Geschiedenis

Op 4 augustus 1914 trekken de eerste Duitse troepen de Belgische grens over. Hun opmars zal pas eindigen in november: niet zoals gepland in Parijs, maar in Nieuwpoort, achter de ondergelopen IJzervlakte.
De vijand wordt teruggedrongen achter een watervlakte van 12 kilometer lang en 4 kilometer breed. In die drie maanden hebben tienduizenden militairen - en alleen al in België meer dan vijfduizend burgers - het leven verloren.

De onderwaterzetting

Eind oktober 1914 dreigen de Belgen de Slag om de IJzer te verliezen. De legertop, onder leiding van Koning Albert I, besluit alles op één kaart te zetten en maakt een gewaagd plan om de polders onder water te laten lopen. Twee sleutelfiguren zijn Karel Cogge, toezichter van de Noordwatering van Veurne, en schipper Hendrik Geeraert. Cogge kent het hydraulische net perfect en Geeraert weet hoe hij met het materiaal van de sluizen moet omgaan. Ze openen de sluizen van de Ganzepoot en laten het water het hinterland binnentrekken. Het stijgt buiten zijn oevers en zet de vlakte blank, waardoor de vijand gedwongen wordt zich terug te trekken. Cogge en Geeraert gaan de geschiedenisboeken in, maar zijn niet de enige helden.

De onderwaterzetting van 1914 is nog maar het begin. Vier jaar lang moet de inundatie onderhouden worden: zandzakken vullen, het waterpeil verhogen of juist verlagen, loopbruggen aanleggen, bomschade herstellen, in de winter het ijs aan stukken schieten zodat de vijand niet kan oversteken. Loodzwaar werk, in levensgevaarlijke omstandigheden.

Het front blijft dankzij de inundatie gestabiliseerd tot het zegevierend eindoffensief in 1918.
 

Reserveer uw bezoek